Zoals West-Duitsland zijn Volkswagen had, zo had Oost-Duitsland zijn Trabant.
Het voornaamste doel van die Trabant, was de bevolking op een betaalbare manier van transport te voorzien. Soms moesten Oost-Duitsers jaren wachten voordat ze de auto mochten kopen.
In 1958 werd de eerste Trabant (de P50) op de markt gebracht.
De carrosserie was grotendeels van Duroplast, een aparte kunststof met als hoofdbestanddelen katoenvezels en phenolhars. Niet de hele carrosserie werd daarvan gemaakt. Het binnendeel was van staal waaraan alle Duroplast onderdelen waren bevestigd. De motor, een luchtgekoelde, lawaaierige, tweecilinder tweetakt.
Het in 1964 verschenen model, de Trabant 601, was het bekendst. Toen was het een redelijk moderne auto, omdat het model niet wijzigde raakte dit toch al snel achterop ten opzichte van Westerse auto’s. Tot 1990 werd de auto nog geleverd..
De fabriekspoorten sloten april 1991 definitief. Er waren toen ruim drie miljoen Trabants gebouwd.
Een korte opleving beleefde de Trabant na de val van de muur, ze werden vooral naar buiten Europa geëxporteerd.
Liefhebbers van de Trabant moeten de film Go Trabi Go zien. Het Trabantje staat in deze film centraal als onderdeel van de familie Struutz die er na de val van de muur mee op vakantie gaat naar Italië.
Bron: autoweek.nl