Grootouders kunnen om een omgangsregeling vragen
Ook grootouders kunnen aan de rechter verzoeken om een omgangsregeling met de kleinkinderen vast te stellen. In de volgende zaak bepaalde de rechter dat de mate van contact vr het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling voldoende was: meer contact met de grootouders dan reeds het geval was zou niet in het belang van de kleinkinderen zijn, aldus de rechter.
De zaak
De grootouders hadden in december vorig jaar de rechtbank verzocht om een omgangsregeling vast te stellen, waarbij de grootouders hun twee minderjarige kleinkinderen van vaderzijde n keer in de maand van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur en een deel van de vakanties bij zich kunnen ontvangen. De minderjarige kinderen waren onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst en verbleven bij een pleeggezin. De vader van de kinderen was vorig jaar overleden.
Te beperkt contact
Het contact tussen de grootouders en hun kleinkinderen voor het verzoek tot vaststelling omgangsregeling was volgens de grootouders te beperkt: omgang vond slechts plaats n keer per kwartaal gedurende een aantal uren, in tegenwoordigheid van de pleegouders. Deze omgang ontneemt de kinderen de mogelijkheid een hechte band op te bouwen met de grootouders. De grootouders achtten de gegeven situatie dan ook in strijd met de belangen van de minderjarigen. Zij meenden dat de minderjarigen in hun ontwikkeling zouden worden geschaad, indien de bestaande regeling in stand zou blijven.
Kinderbescherming
De kinderbescherming meende dat opa en oma om een bezoekregeling verzochten die de draagkracht van de kleinkinderen ver zou overschrijden. De grootouders hadden er natuurlijk recht op om hun kleinkinderen te zien maar er was geen sprake van een hechte band: de band was fragiel en diende juist opgebouwd te worden door de geplande bezoeken. Daar kwam bij dat vr het overlijden van hun vader, de kinderen opa en oma bijna nooit zagen omdat de vader van de kinderen geen contact meer had met zijn ouders.
De gezinsvoogd
De gezinsvoogd gaf aan dat de kleinkinderen het leuk vinden om hun opa en oma te zien, hoewel dit wel in de nabijheid van de pleegouders moet plaatsvinden omdat de kinderen zich anders niet veilig voelen. De kinderen geven dit zelf ook aan. Afgelopen jaar was er regelmatig contact geweest en naar de mening van de gezinsvoogd was dit contact voldoende. De moeder van de kinderen vond het contact af en toe tussen de kinderen en opa en oma goed, maar ging niet akkoord met een weekendverblijf bij opa en oma. De kinderen waren erbij gebaat om een stabiele, overzichtelijke duidelijke leefsituatie te hebben. Dit is in het pleeggezin, aldus de gezinsvoogd. Hier voelen de kinderen zich veilig en daarom zijn de pleegouders aanwezig bij het bezoek aan opa en oma.
De rechter
Uit de rapportage die was overgelegd in de zaak bleek dat de kinderen waren getraumatiseerd door hun ervaringen tijdens hun eerste levensjaren in het gezin van de moeder en de inmiddels overleden vader. De kinderen werden begeleid en kregen therapie. Voor de kinderen is het belangrijk dat er sprake is van rust, verwerking en veiligheid. Dit kan hen geboden worden in het pleeggezin waar zij verbleven en waar zij zich veilig voelden. De rechtbank meende dat de bestaande regeling voor de omgang tussen grootouders en kleinkinderen met de nodige zorgvuldigheid was vastgesteld. Het was daarom niet in het belang van de kinderen om de regeling uit te breiden. De rechtbank legde de bestaande regeling vast en wees het verzoek voor het overige af.
Rechtbank Groningen, sector civiel, 15 juli 2008, LJN: BD8390
Publicatiedatum: 30 juli 2008
Bron: Jurofoon.nl