Borduren werd al vanaf 3000 voor Christus gedaan.
Er wordt al geborduurd vanaf 3000 voor Christus. De definitie van borduren is “het met naald en garen aanbrengen van versierselen op textiel”.
Vooral in de Middeleeuwen werd er veel geborduurd. Vooral kerkelijke kleding werd rijkelijk voorzien van versieringen. De ondergrond was veelal van linnen of zijde waarop met een zijden draad de versiering werd aangebracht. In musea en kerken zijn nog een aantal van deze stukken bewaard gebleven. Er werd naast kerkelijke kleding ook borduurwerk gemaakt voor burgers.
In de 15e eeuw kwam in Italië de zijde-productie op, hierdoor werden er vooral veel luxe geborduurde goederen gemaakt in Noord Europa. De borduursels waren zeer fraai. Ten tijde van de Renaissance droegen koninklijke families en de adel kleding die rijk versierd was. Steeds vaker werd stof naar China gestuurd om te laten borduren. De chinezen zijn nog steeds bekend om hun zeer fijne borduurwerk.
Na kleding werd in de zeventiende eeuw het bekleden van meubilair erg populair. Er kwamen vanuit China vooral stoffen met oosterse, exotische, motieven (bloemen en vogels) naar Europa.
Het einde van de hoogtijdagen van de borduurkunst werd ingeluid met de komst van de borduurmachine. Deze werd rond 1850 uitgevonden.
Vooral in de Zuid Europese landen, o.a. Spanje, waar de kerk nog een belangrijk deel uitmaakt van het dagelijks leven worden nog kerkelijke stukken zoals kazuifels en mantels met de hand geborduurd. Deze zijn bestemd voor de processiebeelden die de stad worden rondgedragen tijdens de semana santa.
Dat ook mannen borduurden is voor velen onbekend. Omdat er veel in reliëf werd geborduurd moest het borduurwerk worden gevuld met bijvoorbeeld papier of wol. Het borduren werd daardoor zwaar werk dat daarom door mannen werd gedaan.
Bron: Wikipedia